Methodisch en op kennis gebaseerd werken
We kiezen ervoor om te werken met duidelijk omschreven methodieken (interventies) die goed theoretisch onderbouwd zijn. Deze zijn te beschouwen als een soort didactisch pakket waarin veel kennis en vakkundigheid verpakt zit. Belangrijke kennisbronnen zijn ‘collectieve praktijkkennis’, de ‘kennis over ervaringen, vragen, voorkeuren en verwachtingen van cliënten’ en ‘wetenschappelijk onderzoek’.
Binnen onze methodieken werken we met een duidelijk omschreven fasering en intensiteit en gebruiken we bij voorkeur wetenschappelijk onderbouwde instrumenten om beslissingsprocessen in de hulpverlening te ondersteunen en te onderbouwen.
De gekozen methodieken sluiten flexibiliteit en bijsturing van de hulpverlening niet uit. De ‘juiste’ toepassing van de methodiek houdt in dat ze altijd beredeneerd en op maat van de cliënt wordt ingezet. De kracht van de methodieken zit in het samenspel van visie, theoretische uitgangspunten en overtuigingen, concrete interventiecomponenten en een planmatige en afgebakende hulpverleningsstructuur. Dit laat bij uitstek ruimte voor een unieke hulpverleningsrelatie, waarbinnen flexibiliteit vooropstaat.
Uiteraard moeten we vooral doen wat werkt. Maar als we er niet uit komen met wat we weten over wat werkt, mogen we kinderen, jongeren en gezinnen niet opgeven. Dan moeten we lerend werken vanuit mogelijkheden die zich aandienen om hen toch te helpen. Zo doen we de goede dingen voor hen en vergroten we ondertussen onze kennis over wat werkt. Als daarnaast uit cijfers blijkt dat een groep kennelijk onvoldoende baat heeft bij een bepaalde aanpak, dan moeten we voor deze groep iets vinden wat wel werkt.
We willen niet zomaar wat doen, maar beredeneerd afwegingen maken, ondersteund met objectieve meetinstrumenten, onderbouwd met recente kennis over wat werkt, en samen met de cliënt toetsen wat het oplevert.
‘Emancipatorisch werken’ betekent dat onze hulpverlening gericht is op het verhogen van zelfredzaamheid en op het versterken van de individuele en maatschappelijke weerbaarheid, zodat de afhankelijkheid van hulpverlening tot een minimum herleid wordt.
Dit betekent ook dat wij hun recht op zelfbeschikking respecteren, hen aanspreken op hun verantwoordelijkheid en hen stimuleren hun vaardigheden in te zetten waar dat nodig is. ‘Emancipatorisch werken’ betekent dat we samen met het cliëntsysteem randvoorwaarden creëren die ervoor zorgen dat ze meer vat krijgen op hun situatie en leven.
Zelfredzaamheid heeft zijn grenzen. Onze samenleving stelt hoge eisen aan de redzaamheid van haar burgers. Lang niet iedereen is onder alle omstandigheden in staat om aan deze verwachtingen te voldoen, zeker op momenten dat het leven tegenzit. Dat is niet noodzakelijk omdat hun intelligentie of kennis tekortschiet, maar omdat er een beroep wordt gedaan op allerlei andere mentale vermogens, zoals het vermogen om in actie te komen, om het hoofd voldoende koel te houden, en om vast te houden aan goede voornemens. Daarom streven we in onze hulpverlening naar samenredzaamheid. Dit is het vermogen van mensen om zichzelf te redden op alle levensdomeinen met steun van mensen in hun omgeving. “Interdependence” is het uitgangspunt. Mensen zijn met elkaar verbonden en hebben elkaar nodig. De focus ligt op wederzijdse verbondenheid en steun van een sociaal netwerk in plaats van op onafhankelijkheid.
Een belangrijke beschermende factor voor kinderen, jongeren en gezinnen is het hebben van sociale steun. Mensen kunnen meer aan als er andere mensen zijn die meedenken en hen praktisch en emotioneel steunen. De sociale omgeving van het kind, jongere en het gezin is van wezenlijk belang voor de kwaliteit van opvoeding. Het sociale netwerk als hulpbron is blijvend en kan helpen om de bereikte resultaten vast te houden. Daarom vinden we het essentieel om in te zetten op het vergroten en benutten van het sociaal netwerk. Daarmee willen we bijdragen aan een duurzame verbetering die niet afhankelijk is van hulpverleners.
Het aanvaarden van steun vraagt moed. Voor vele cliënten is dit geen evidente stap omdat ze zich schamen over hun problemen of omdat de conflicten in het verleden zo destructief waren, dat ze niet meer weten hoe ze relaties terug op sporen kunnen zetten en herstellen. Onze hulp zet hier fundamenteel op in en beschouwt hulp of steun vragen als iets normaals en menselijk. ‘Emancipatorisch werken’ gaat over een goed evenwicht tussen het maatschappelijk wenselijke en de wens van de jongere of het gezin en dit sluit sturing en vasthoudendheid niet uit.
Opvoedings-, gezins- en leefproblemen worden benaderd vanuit hun context. Dit wil zeggen dat we op zoek gaan naar de betekenis van deze problemen binnen hun totale context. Vanuit deze visie is het handelen van de begeleider gericht op het verminderen of wegwerken van probleemgedrag én op het stimuleren en activeren van de krachten en competenties in de eigen omgeving. Dit wil zeggen dat we de totale context begeleiden en bijsturen.
Informatie laten circuleren tussen alle betrokken partijen is uiterst belangrijk. Bij het begeleidingsproces zijn, naast de cliënt, ook andere partners betrokken. Ook na de afronding van de begeleiding kunnen/zullen die partners nog een rol spelen. De begeleiders betrekken hen bij de hulpverlening en wisselen belangrijke informatie uit. Dit gebeurt steeds in overleg met de cliënt en het cliëntsysteem. De cliënt en het cliëntsysteem worden op de hoogte gehouden van elk overleg en elke actie met andere hulpverleners. De informatie van de cliënt en het cliëntsysteem wordt met veel zorg en respect behandeld.
De kern van onze hulpverlening gaat uit van het versterken van de kennis en vaardigheden van het cliëntsysteem en het geloof in eigen kunnen. Onze hulpverlening start vanuit het vertrouwen in de eigen kracht van het cliëntsysteem. Centraal in onze visie is dat verandering altijd mogelijk is. Iedereen is in staat nieuw gedrag te leren. Problemen van het cliëntsysteem staan nooit op zichzelf en hebben een relatie met de context. Dit betekent dat we zowel de cliënt als het cliëntsysteem begeleiden.
‘Cliëntgericht werken’ betekent dat het cliëntsysteem beschouwd wordt als coproducent van de hulpverlening. Dit impliceert dat we onze cliënten betrekken bij het gehele hulpverleningsproces, dat we ze erkennen als volwaardige partners en dat de nog aanwezige draagkracht en inzet worden benoemd en versterkt.
De meningen van de cliënten zijn belangrijk. De hulpverlening zal worden afgestemd op de wensen en behoeften van het cliëntsysteem, rekening houdend met de doelstellingen zoals bepaald door de verwijzer en de inzichten en doelstellingen van de hulpverlener. Het is wenselijk dat de hulpverlening bijdraagt aan het oplossen van problemen zoals geformuleerd door de minderjarige en zijn/haar gezin, en dit met respect voor de integriteit van alle betrokkenen en de rechten van derden.
Onze hulp is niet gericht op de analyse van problemen, maar focust op oplossingen en is toekomstgericht. Probleemanalyses kunnen interessant zijn maar blijken meestal niet noodzakelijk bij het vinden van oplossingen. Oplossingen worden bij voorkeur bedacht door het cliëntsysteem zelf en door anderen uit het netwerk. De vermogens van cliënten om zelf oplossingen te bedenken en uit te voeren worden aangesproken en versterkt. We werken dialooggestuurd en de mogelijkheden van het gezin zijn leidend in onze manier van werken.
‘Cliëntgericht werken’ betekent maatwerk. We sluiten aan bij de krachten en competenties die in het cliëntsysteem aanwezig zijn.
‘Participatief werken’ sluit nauw aan bij emancipatorisch werken. Participatie is: mensen meer vat geven op hun eigen leven door hen in staat te stellen om mee te denken, mee te praten (inspraak) en vooral om mee te beslissen over de zaken die voor hen van belang zijn. Zie ook het Kinderrechtenverdrag: “…garanderen dat het kind (de jongere) in staat is zijn/haar eigen mening te vormen, het recht heeft die mening vrij te uiten ten aanzien van alle zaken die het kind (de jongere) aangaan, waarbij aan zijn/haar mening die waarde wordt gehecht die overeenstemt met de leeftijd en rijpheid.”
‘Participatief werken’ vereist een open, eerlijke en doorzichtige communicatie en manier van werken, enerzijds met respect voor de rechten van de betrokkenen, anderzijds met veel discretie in het omgaan met vertrouwelijke informatie. Soms moeten ‘moeilijke boodschappen’ een plaats krijgen in het hulpverleningsproces. Het is onze taak de cliënten te wijzen op de mogelijke gevolgen van hun keuzes en hen te wijzen op maatschappelijke perspectieven en plichten.
Vaak zijn er meerdere problemen tegelijkertijd op verschillende terreinen die elkaar beïnvloeden. Onze blik en handelwijze is steeds gericht op verschillende domeinen (huisvesting, financieel, opvoeding, …). We gaan op zoek naar steun die ervoor zorgt dat kinderen en jongeren ondanks alle problemen toch goed opgroeien en een menswaardig leven leiden.
‘Aanklampend werken’ houdt in dat we de jongere en de gezinnen die we ondersteunen niet zomaar loslaten. We blijven kansen aanreiken en blijven het hulpverleningsproces vasthouden en mee sturen. Aanklampend werken betekent ook dat we telkens opnieuw het welzijn en de veiligheid van kinderen en jongeren bespreekbaar maken. Aanklampend werken vraagt een minimaal engagement van de cliënt.
Complexe problematieken, crisissituaties, enz. brengen het cliëntsysteem vaak in zeer chaotische, veranderlijke en schijnbaar onbeheersbare situaties. Daarom is het belangrijk dat de hulpverlening doelgericht, goed gestructureerd en planmatig verloopt. Dit impliceert ook een duidelijke einddatum. Doelgericht werken zorgt voor houvast in complexe en onzekere situaties. Dit schept ruimte om opnieuw hoop toe te laten.
Intensief werken is belangrijk in functie van het aanleren en inoefenen van noodzakelijke vaardigheden en inzetten op het herstellen en versterken van het netwerk van het cliëntsysteem. Dit flexibel en ‘op maat’ werken is belangrijk bij complexe problemen.
We kiezen ervoor om te werken met duidelijk omschreven methodieken (interventies) die goed theoretisch onderbouwd zijn. Deze zijn te beschouwen als een soort didactisch pakket waarin veel kennis en vakkundigheid verpakt zit. Belangrijke kennisbronnen zijn ‘collectieve praktijkkennis’, de ‘kennis over ervaringen, vragen, voorkeuren en verwachtingen van cliënten’ en ‘wetenschappelijk onderzoek’.
Binnen onze methodieken werken we met een duidelijk omschreven fasering en intensiteit en gebruiken we bij voorkeur wetenschappelijk onderbouwde instrumenten om beslissingsprocessen in de hulpverlening te ondersteunen en te onderbouwen.
De gekozen methodieken sluiten flexibiliteit en bijsturing van de hulpverlening niet uit. De ‘juiste’ toepassing van de methodiek houdt in dat ze altijd beredeneerd en op maat van de cliënt wordt ingezet. De kracht van de methodieken zit in het samenspel van visie, theoretische uitgangspunten en overtuigingen, concrete interventiecomponenten en een planmatige en afgebakende hulpverleningsstructuur. Dit laat bij uitstek ruimte voor een unieke hulpverleningsrelatie, waarbinnen flexibiliteit vooropstaat.
Uiteraard moeten we vooral doen wat werkt. Maar als we er niet uit komen met wat we weten over wat werkt, mogen we kinderen, jongeren en gezinnen niet opgeven. Dan moeten we lerend werken vanuit mogelijkheden die zich aandienen om hen toch te helpen. Zo doen we de goede dingen voor hen en vergroten we ondertussen onze kennis over wat werkt. Als daarnaast uit cijfers blijkt dat een groep kennelijk onvoldoende baat heeft bij een bepaalde aanpak, dan moeten we voor deze groep iets vinden wat wel werkt.
We willen niet zomaar wat doen, maar beredeneerd afwegingen maken, ondersteund met objectieve meetinstrumenten, onderbouwd met recente kennis over wat werkt, en samen met de cliënt toetsen wat het oplevert.