Methodisch en op kennis gebaseerd werken

We kiezen ervoor om te werken met duidelijk omschreven methodieken (interventies) die goed theoretisch onderbouwd zijn. Deze zijn te beschouwen als een soort didactisch pakket waarin veel kennis en vakkundigheid verpakt zit. Belangrijke kennisbronnen zijn ‘collectieve praktijkkennis’, de ‘kennis over ervaringen, vragen, voorkeuren en verwachtingen van cliënten’ en ‘wetenschappelijk onderzoek’. 
 
Binnen onze methodieken werken we met een duidelijk omschreven fasering en intensiteit en gebruiken we bij voorkeur wetenschappelijk onderbouwde instrumenten om beslissingsprocessen in de hulpverlening te ondersteunen en te onderbouwen. 
 
De gekozen methodieken sluiten flexibiliteit en bijsturing van de hulpverlening niet uit. De ‘juiste’ toepassing van de methodiek houdt in dat ze altijd beredeneerd en op maat van de cliënt wordt ingezet. De kracht van de methodieken zit in het samenspel van visie, theoretische uitgangspunten en overtuigingen, concrete interventiecomponenten en een planmatige en afgebakende hulpverleningsstructuur. Dit laat bij uitstek ruimte voor een unieke hulpverleningsrelatie, waarbinnen flexibiliteit vooropstaat.
 
Uiteraard moeten we vooral doen wat werkt. Maar als we er niet uit komen met wat we weten over wat werkt, mogen we kinderen, jongeren en gezinnen niet opgeven. Dan moeten we lerend werken vanuit mogelijkheden die zich aandienen om hen toch te helpen. Zo doen we de goede dingen voor hen en vergroten we ondertussen onze kennis over wat werkt. Als daarnaast uit cijfers blijkt dat een groep kennelijk onvoldoende baat heeft bij een bepaalde aanpak, dan moeten we voor deze groep iets vinden wat wel werkt.
 
We willen niet zomaar wat doen, maar beredeneerd afwegingen maken, ondersteund met objectieve meetinstrumenten, onderbouwd met recente kennis over wat werkt, en samen met de cliënt toetsen wat het oplevert.